Bij een digitale klok is het tweede getal 30, want het is 30 minuten over het hele uur.

Hoe weet je nou wat 14.00 uur ook al weer was?

Maak van je hand een vuist, duim erin. je zegt dan 12, dan duim eruit en je zegt 13, 14. Hé, ik zie twee vingers dus het is 2 uur.

Een half uur na 2 uur; of te wel 30 minuten na 2 uur, is het dus 14.30. Dus half 3.

Veel kinderen draaien getallen om.

Ik vertel op school altijd het volgende: 

In Nederland spreken de mensen de getallen een beetje vreemd uit. Als je 28 op moet schrijven, dan hoor je eerst de 8, maar je schrijft eerst de 2 op. Dat is apart. Dus: het -tig-getal schrijf je het eerste op.

Je kunt denken aan de koning. De koning is het rijkste en die heeft de tientjes. De koning mag eerst, omdat hij het belangrijkste is. Daarna komen de dienaren. Die hebben alleen een paar losse munten. die komen achteraan.

Dus bij 28 euro: de 2 is van de tientjes, dat is de koning en die moet voorop. De 8 is van de losse euro's; die zijn van de dienaren en die moet achteraan.

Delen: uitleg 

Pak 8 kralen of knopen of iets anders kleins. Verdeel de 8 kralen in twee groepjes. Hoeveel kralen krijgt ieder?

Schrijf op: 8 gedeeld door 2 is 4. Je kunt het ook als som opschrijven: 8:2=4

de twee puntjes betekenen: gedeeld door.

Vul een flesje water en zorg ervoor dat er 4 bekers uit te halen zijn.
Zeg tegen de leerlingen dat je uit deze volle fles 4 bekers drinken kunt halen. Laat een leerling dit uitvoeren.
Vraag vervolgens aan de leerlingen hoeveel bekers je zou kunnen vullen met 2 flesjes water. En hoeveel met 3 flessen water.

Oefen dit eventueel ook nog met een andere soort fles/bak water waaruit een ander aantal bekertjes te halen is.